Staatssecretaris Maarten van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) bracht donderdag 20 juni een werkbezoek aan inloophuis De Brug in Katwijk. Centraal thema was de wijze waarop de gemeenten in Holland Rijnland de decentralisatie van maatschappelijke zorg doorvoeren. De bijeenkomst werd onder andere bijgewoond door Tom de Kleer, wethouder in de gemeente Nieuwkoop.
.

‘Dit is weliswaar één van mijn laatste werkbezoeken, maar wat ik hier hoor, neem ik graag mee in de overdracht aan mijn opvolger.’ Scheidend staatssecretaris Maarten van Ooijen toonde warme belangstelling in de decentralisatie van maatschappelijke zorg in Holland Rijnland. Carsten Herstel, directeur-generaal van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vergezelde Van Ooijen bij het bezoek.
Het bezoek startte na een welkomstwoord van Jolanda Langeveld, lid van het dagelijks bestuur van Holland Rijnland. Daarna zette regionaal programmamanager Karin Woltering in haar presentatie uiteen hoe, na een jarenlange voorbereiding, de decentralisatie van maatschappelijke zorg in 2023 van start ging. Aan de hand van een korte film werd geïllustreerd hoe zorg dichtbij georganiseerd kan worden met innovatieve projecten, zoals het Respijthuis, het Vriendenhuis en Tom Intensief.

Van Ooijen vroeg was benieuwd hoe zo’n decentralisatie nu in de praktijk vorm krijgt. Wat heeft bijvoorbeeld centrumgemeente Leiden, die de Rijksgelden int, te winnen als zorgtaken lokaal worden belegd? ‘Wat lokaal kan, moet je vooral lokaal doen’, antwoordde Langeveld. ‘We kunnen zo beter voor onze inwoners zorgen.’
Het woonplaatsbeginsel, waarbij opvang geldt voor de eigen ingezetenen, wordt in onze regio niet toegepast en dat maakt de stap naar opvang een stuk kleiner. Dit is wel een andere benadering dan wat het Rijk nu voorstelt. Heel specialistische zorg, waarin lokaal niet kan worden voorzien, blijft wel ondergebracht in Leiden.
Dat die laagdrempeligheid zich uitbetaalt, blijkt uit de resultaten van De Brug. ‘Een parel in Katwijk’, omschreef manager Michael van der Plas het inloophuis. ‘Het is kleinschalig en benaderbaar. Mensen worden hier écht gezien. Ze komen hier om verschillende redenen: om zich even te wassen, voor een maaltijd of om zich in de winter even op te warmen. Maar natuurlijk ook voor gezelschap en een praatje. Van daaruit kom je er vaak achter wat de ondersteuningsbehoefte is. Voor mensen met een noodvraag, zoeken we een oplossing. Die oplossing begint hier.’

Hoe dat in praktijk werkt, vertelde ervaringsdeskundige Wilma. Zij was decennia lang drugsverslaafde. In die tijd raakte zij alles kwijt. Ze had geen onderdak meer, werd uit de ouderlijke macht ontzet, haar sociale netwerk viel weg en kreeg torenhoge schulden. Na een bijna-doodervaring, verruilde ze de grote stad voor haar geboorteplaats Katwijk en kwam in contact met De Brug. Hier startte zij een lange weg van afkickbehandelingen en pakte langzaam maar zeker haar leven weer op. Inmiddels werkt zij al enige tijd als ervaringsdeskundige bij De Brug en zorgt zij voor maaltijden voor zo’n zestig mensen; zowel mensen die een dak boven hun hoofd als die op straat leven.

Van Ooijen was, net als de rest van de toehoorders, onder de indruk van Wilma’s woorden. ‘Wat moeten wij als bestuurders vooral van jouw verhaal meenemen’, vroeg hij haar. Wilma: ‘Denk vooral niet in hokjes. Veel regels passen niet, bij mij paste er niks. Dit maakt het extra moeilijk om uit zo’n situatie te komen. Kijk vooral naar wat mensen nodig hebben. En maak dingen eenvoudiger. Zo moet ik voor mijn inzet als ervaringsdeskundige, eerst een lange opleiding volgen, voordat ik aan de slag kan. En dat is verloren tijd.’